Psalm 68
1. God richt zich op met majesteit.
Zijn haters zoeken veiligheid;
ze rennen voor hun leven.
Zoals de wind de rook verjaagt,
zo wordt zijn vijand weggevaagd,
ver uit het zicht verdreven.
Maar de rechtvaardigen zijn blij.
Wanneer God nadert, juichen zij;
ze klappen opgetogen.
Bezing zijn naam, Hij komt eraan!
Spring voor Hem op en maak ruim baan.
Je lied zal Hem verhogen.
2. God kijkt vanuit zijn heiligdom
als vader naar de wezen om;
de weduwen behoedt Hij.
Wie zich verlaten voelt en zwak
geeft Hij ruimhartig onderdak;
de hongerige voedt Hij.
Wie niet meer weet wat vrijheid is
haalt Hij uit de gevangenis,
van elke straf ontheven.
Maar mensen die opstandig zijn
lijden gebrek in de woestijn,
waar niets kan overleven.
3. O God, toen U vol majesteit
uw eigen volk had uitgeleid
als herder van uw kudde,
dreunde de hele aarde luid,
de hemel stortte water uit;
de Horeb stond te schudden.
U hebt uw erfdeel door uw macht
naar het beloofde land gebracht,
een land van milde regen.
Uw volk, vermoeid en uitgeblust,
kreeg daar weer nieuwe kracht en rust,
ontving uw rijke zegen.
4. Geef deze blijde boodschap door;
verspreid dit woord van God in koor:
de vijand is verslagen!
Door vrouwen werd de buit geteld,
terwijl hun mannen in het veld
lui bij het kampvuur lagen.
Het zilver blonk in overvloed.
Verblindend was de gouden gloed
van fraai vergulde duiven.
Gods almacht joeg de heersers op,
zoals de storm op Salmons top
de sneeuw hoog op laat stuiven.
5. Jij Basans berg, massieve rots,
met al je toppen, machtig trots,
wat sta je daar te kniezen?
Waarom vind jij het toch zo erg
dat God niet jou, jaloerse berg,
als woonplaats wilde kiezen?
Met veel vertoon van macht beklom
de Heer zijn berg, zijn heiligdom;
zijn zege werd bezongen.
Men legde gaven voor Hem neer.
Zelfs van rebellen heeft de HEER
belastinggeld bedongen.
6. Prijs en aanbid God elke dag.
Bij voorspoed en bij tegenslag
zal deze God ons dragen.
Hij is een God die ons bevrijdt,
die zegenend zijn handen spreidt.
Hij heeft de dood verslagen.
Zijn tegenstanders velt Hij neer.
‘Ik kom hen halen’, spreekt de HEER,
‘ze krijgen geen genade.
De honden likken van hun bloed.
De straat kleurt rood en jullie voet
zal door die plassen waden.’
7. Met citer, harp en tamboerijn
is het een vrolijk zangfestijn,
de stoet voor God, mijn koning.
Ik zie daar muzikanten gaan
en meisjes die op trommels slaan;
ze trekken naar zijn woning.
Prijs, klein en groot, bij snarenspel
de HEER, de God van Israël,
de bron van al het leven.
Het land loopt uit van zuid tot noord,
tot welke stam men ook behoort,
om God de eer te geven.
8. U hebt altijd uw macht getoond
vanuit de tempel waar U woont;
toon ons opnieuw uw daden.
Dan wordt U, God, in uw paleis
door koningen als eerbewijs
met gaven overladen.
Bestraf het land dat ons bespiedt.
Vechtende volken, spaar ze niet;
vertrap wie geld begeren.
Dan komen afgezanten snel
om U, de God van Israël,
met diep ontzag te eren.
9. Zing, koninkrijken, zing voor Hem,
voor God de Heer, met hart en stem;
erken Hem, alle volken.
Hij trekt zijn koninklijke spoor
de hoge hemelsferen door,
ver boven lucht en wolken.
De Heer verheft zijn stem met kracht.
Zijn majesteit en grote macht
gaan elk verstand te boven.
Vanuit zijn heiligdom staat Hij
zijn Israël vol liefde bij.
Laat iedereen Hem loven!
Gebruik in diensten
Wij willen u aanmoedigen De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te gebruiken. U dient wel een CCLi Licentie te hebben afgesloten.
Liednummer rapportage CCLi 7071278