Maand van de Bijbel: Schoenen uit
Bron: Theologie.nl | Door Titia Lindeboom
Ik heb een slecht geheugen. Niet omdat ik achteloos aan de dingen voorbij leef, maar omdat ik lid ben van de ‘club van volle hoofden’, zoals een vriend dat ooit zo treffend uitdrukte. Continu schieten gedachten door mijn hoofd als metalen balletjes in een flipperkast. Het voordeel van een slecht geheugen is dat je steeds opnieuw kunt genieten, in dit geval van deze prachtige natuurpsalm, Psalm 104, die ik voor deze blog aan het herlezen ben. Een nadeel is dan weer dat ik heel diep in mijn brein moet graven om na te denken over de vraag waarom ik tot bepaalde hertaalkeuzes ben gekomen.
Hoe ik aan de slag ging
Als ik terugdenk aan het werken aan deze psalmberijming, herinner ik mij vooral waar ik was en hoe ik mij voelde. Alle uren die ik er aan heb besteed, zijn in mijn geheugen samengebald tot een zonnige middag in onze pastorietuin, waar ik mij heb omringd met opengeslagen boeken. Ik zie mijzelf zitten met zicht op een graanveld en een klein elzenbos en met een akelige leeg kladpapier op schoot. In de boom tegenover onze sloot, huist een gezellige kolonie kauwen. De ideale omstandigheden om Psalm 104 te berijmen, maar ik weet niet goed hoe ik moet beginnen.
Ik durf niet. Ik schroom om die schitterende psalm, waarin Gods machtige schepping wordt bezongen, te hertalen tot een lied met afgeperkte strofen en strenge rijmwoorden. In Psalm 104 zindert alles van leven: er zijn bruisende rivieren, majestueuze ceders waarin ooievaars hun nesten bouwen, brullende leeuwen, rokende vulkanen, oceanen vol vissen, klipdassen die zich schuw terugtrekken in hun bergkloven. Mag ik die rijkdom zomaar terugbrengen tot een couplet of acht? De doelstelling van De Nieuwe Psalmberijming, om de psalmen te berijmen in eigentijds Nederlands, vind ik goed en nodig. Toch, op het moment dat ik Psalm 104 lees en herlees, voel ik mij overrompeld door ontzag. Mag ik hier zomaar mee aan de slag? Moet ik niet eerst mijn schoenen uittrekken, mijn handen wassen?
Met diep ontzag
Met het woord ontzag ben ik mijn berijming daarom begonnen: Met diep ontzag prijs ik U, hoogste HEER / Uw grootheid, God, verbaast mij telkens weer. Daarbij ben ik voorbijgegaan aan die wonderlijke stijlfiguur uit de onberijmde psalm: Loof de HEERE, mijn ziel. Een mooie constructie niettemin. De dichter roept zijn eigen ziel op om God te loven. David herinnert David eraan dat God groot is, en schildert vervolgens de schepping met liefdevolle en bontgekleurde toetsen. Met de woorden ‘telkens weer’ heb ik dit willen ondervangen. Herinner jezelf aan de grootheid van de Schepper en doe dat opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Het woord ONTZAG schreef ik in hoofdletters op dat witte papier, dat toen meteen een stuk vriendelijker werd. Daarmee wil ik niet zeggen dat het proces van berijmen vanaf dat moment vanzelf ging. Ik heb uren gepuzzeld, gewanhoopt, genoten, geijsbeerd, geschreven en doorgekrast. Gelachen heb ik ook, toen ik ontdekte dat het woord ‘dienaren’ uit de eerste strofe in het Engelse Genevan Psalter werd vertaald met ‘minions’; de naam van de grappige gele wezentjes uit de gelijknamige film. Van wilde ezels en steenbokken heb ik plaatjes gegoogeld. Met de Leviathan heb ik geworsteld – figuurlijk dan – om hem binnen de dichtregels te passen en ook nog een beetje te verklaren.
Het ontzag voor God en zijn schepping is gedurende het schrijfproces met mij meegegaan. Ontzag heeft zich vastgezet in mijn gedachten en mij geholpen de woorden op papier te zetten. Ontzag maakt dat ik ervan walg dat dieren zijn gedegradeerd tot massaproducten en wouden worden gekapt om hebzucht te bevredigen. Als ik een nieuwe generatie psalmzangers iets heb willen herinneren, is het dit: dat God groot is en de aarde een machtig kunstwerk van Zijn handen.
Psalm 104 (DNP; door Titia Lindeboom)
1. Met diep ontzag prijs ik U, hoogste HEER.
Uw grootheid, God, verbaast mij telkens weer.
Door majesteit en glans bent U omgeven.
Uw mantel is uit zuiver licht geweven.
U spant de hemel uit zoals een tent;
daar is uw troon, voorbij het firmament.
U rijdt op wind – en wolken zijn uw wagen;
bliksem en storm zijn dienaars die U dragen.
2. Op pijlers zette U de aarde vast;
ze wankelt nooit, geen schok die haar verrast.
De oerzee wilde haar totaal bedekken,
maar U beval het water weg te trekken.
Het kolkte weg: de bergen rezen hoog
de dalen daalden en het land viel droog.
U trok een grens tot waar de vloed mag komen,
zodat de aarde nooit zal overstromen.
Klik hier voor de volledige tekst.
Titia Lindeboom is freelance tekstschrijver van creatieve teksten, zoals liedvertalingen (-hertalingen) en gedichten.
Kijk voor meer info of voor het bestellen van de bundel op www.denieuwepsalmberijming.nl of koop bij de lokale boekhandel.