Psalm 116 - Vertalen is verraden, berijmen is verkleinen
Bron: Nader Bekeken - Liturgie | Jan Pieter Kuijper
‘Vertalen is verraden, berijmen is verkleinen.’ Deze woorden schreef een mededichter mij een keer tijdens ons werk aan De Nieuwe Psalmberijming (DNP). Bij het berijmen van Psalm 116 voor DNP viel mij op dat de Herziene Statenvertaling de eerste woorden van Psalm 116 anders vertaalt dan de Statenvertaling. Bij verdere studie ontdekte ik meer verschillen tussen Nederlandse vertalingen. Wat staat er nu eigenlijk precies en hoe zijn deze regels in diverse berijmingen op de Geneefse melodie berijmd?
God of HEER
In de Statenvertaling begint Psalm 116 als volgt: ‘Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem’. Zo staat het ook in de grondtekst. De werkwoordsvorm 'Ik heb lief' heeft geen lijdend voorwerp. Onder andere de Herziene Statenvertaling verplaatst 'HEERE' naar voren: ‘De HEERE heb ik lief’. Hoewel de HSV een herziening zou zijn (alleen vervanging van in onbruik geraakte woorden uit de SV) maakt de HSV hier toch een echt andere vertaalkeuze dan de SV en gaat daarmee toch iets verder bij de grondtekst vandaan. Vertalen is verraden. Andere vertalingen doen dit eveneens en uit het verband is ook duidelijk dat de dichter hier doelt op zijn liefde voor de HEER.
Een van de uitgangspunten van DNP is dat we bij voorkeur ‘HEER’ met hoofdletters schrijven als er ‘HEER(E)’, (JHWH, eigennaam) in de grondtekst staat, ‘Heer’ met kleine letters als er ‘Heer’ (Adonai, meester) staat en ‘God’ als er ‘God’ (Elohim, bovennatuurlijk wezen) staat. Dit is een principieel verschil, want ‘Heer’ met kleine letters en ‘God’ zijn verwijzingen naar wát Hij is en niet naar wíe Hij is. Het zijn titels, zoals ‘dominee’ of ‘professor’. ‘HEER’ met hoofdletters verwijst in de grondtekst naar zijn naam, JHWH. De ‘Ik ben die Ik ben’, de Eeuwige, de Ene.
Het liefst wilde ik dus ‘HEER’ schrijven in de eerste regel van de berijming op de Geneefse melodie. Het is echter lastig een zin te formuleren met ‘HEER’ die goed loopt op de ritmische melodie. Uiteindelijk koos ik voor ‘God’, net als diverse andere berijmingen. Deze dichters hebben waarschijnlijk met hetzelfde probleem geworsteld.
De berijming van 1773 doet vervolgens iets merkwaardigs. In een poging om toch ook ‘HEER’ erin te verwerken wordt het: ‘God heb ik lief; want die getrouwe HEER hoort mijne stem’. De verwijzing ‘die’ is vreemd: God (als titel) heb ik lief, want die JHWH (eigennaam) hoort mijn stem. Alsof er meerdere JHWH’s zijn. Andersom zou logischer zijn: JHWH heb ik lief want die God/god hoort mijn stem. Ook de berijming uit het Liedboek doet iets dergelijks, maar die schrijft ‘Heer’ met kleine letters, zodat het geen eigennaam meer lijkt te zijn.
Berijmen is verkleinen, zelfs in het weglaten van de eigennaam van God.
Ik hou van je
Een ander uitgangspunt van DNP is: het gebruiken van eigentijdse taal zonder platvloers te worden. Hier schuilt iets subjectiefs in: wat is precies ‘eigentijds’ en waar ligt de grens met ‘platvloers’? Voor mij is ‘eigentijdse taal’ een taal die ik in het dagelijks leven gebruik. Ik zeg tegen mijn vrouw eerder ‘ik hou van je’ dan ‘ik heb je lief’. Het eerste vind ik intiemer, het tweede iets afstandelijker, iets meer verheven. Voor een ander geldt dit misschien andersom. Omdat ik diepe intimiteit voel bij ‘Ik hou van God’ heb ik hiervoor gekozen in DNP. Zelfs geen ‘Ik houd van God’, wat als schrijftaal correcter zou zijn, maar ‘hou’, wat meer spreektaal is. Om dezelfde reden heeft Ria Borkent denk ik gekozen voor ‘Wat hou ik van uw huis’ als eerste regel van Psalm 84 in Psalmen voor Nu.
Ik las ergens: ‘Ik hou van vakanties, maar Gód heb ik lief!’ Dat klinkt alsof ‘houden van’ alleen maar gebruikt wordt voor vakanties of lekker eten en geen betrekking heeft op een persoonlijke relatie. Daar ben ik het niet mee eens. We zeggen tegen onze partner, kind of andere dierbare toch ‘ik hou van je’? In Psalm 116 gaat het juist om een intieme, persoonlijke relatie.
Ter vergelijking: De Engelse berijming op de Geneefse melodie heeft (net als de Engelse onberijmde tekst overigens) ‘I love the LORD’. Dit is een op een te vertalen met ‘Ik hou van God’.
I love the LORD; his faithfulness I praise
He heard my cries, for he is always near me;
in tender mercy he bent down to hear me.
I call on him in worship all my days.
Opmerkelijk is dat zelfs de Bijbel in Gewone Taal ‘Ik heb de Heer lief’ schrijft, wat ik dus meer afstandelijk en verheven vind klinken. Juist in deze vertaling zou je ‘Ik hou(d) van de Heer’ verwachten. Iets verderop kiest de BGT het andere uiterste. De passage ‘de banden van de dood hadden mij omvangen’ wordt kortweg samengevat met ‘Ik was al bijna dood’, wat voor mij bijna platvloers klinkt en waar een stuk betekenis verdwenen is. Ook hier is vertalen verraden. Subjectiviteit en persoonlijke voorkeur spelen een rol bij het vertalen van de Bijbel, zo blijkt.
Hij neigt zijn oor
‘Want Hij neigt Zijn oor tot mij’ ((H)SV). Wat betekent dit? In de Van Dale staat: ‘Neigen = naar beneden buigen’. Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt heeft iets van ‘uitstrekken naar’ met een beweging naar beneden. Voor mij is het misschien wel de mooiste regel uit de psalm. Ik zie dat voor me: JHWH die zich vanuit de hemel neerbuigt en met zijn oor zover mogelijk mijn kant opkomt om mij goed te kunnen verstaan.
Het ouderwetse woord ‘neigen’ komt nog voor in de (H)SV en in de NBG51. Het is lastig te vervangen door een eigentijds woord. De Willibrordvertaling doet een mooie poging, al mist ook deze vertaling het ‘uitstrekken naar’. Daar staat: ‘Aandachtig heeft Hij geluisterd op het moment dat ik tot Hem riep’. Verder komt dat aandachtig luisteren, dat uitstrekken naar beneden van JHWH naar ons niet meer terug in de recente Nederlandse vertalingen. Dat is jammer, want voor mij zegt het iets over het hart van God, over zijn liefde voor mensen, zijn komen naar ons, zijn exclusieve aandacht voor ons als we tot hem bidden. Dit is prachtig verwoord in de Engelse versie hierboven: ‘in tender mercy he bent down to hear me.’
De berijming uit het Liedboek heeft: ‘God heb ik lief, want die getrouwe Heer nam, toen ik riep, met toegenegen oren mijn woorden aan.’ Dat klinkt mooi, maar ‘toegenegen’ is net iets anders dan ‘neigen’. Het betekent meer iets als ‘gunstig gezind zijn’. Hier is berijmen weer verkleinen: de liefdevolle, actieve beweging naar beneden, naar ons, nietige mensen op aarde, is verdwenen.
Voor DNP heb ik gezocht naar een eigentijdse Nederlandse verwoording voor ‘neigen’. Een eerdere versie van mijn berijming van Psalm 116 luidde:
Ik hou van God, Hij luistert naar mijn stem.
Wanneer ik klaag, spitst Hij meteen zijn oren.
Als ik Hem aanroep wil Hij mij verhoren,
daarom bid ik mijn leven lang tot Hem.
Op ‘spitst Hij meteen zijn oren’ kwam veel reactie uit de klankbordgroep. Een hond spitst zijn oren, dat kun je niet van JHWH zeggen. Ik snap de kritiek. Bovendien is ‘spitsen’ een beweging naar boven: je ziet in gedachten de hond rechtop gaan staan met de oren omhoog, terwijl ‘neigen’ een beweging naar beneden is. Maar de uitdrukking ‘de oren spitsen’ geeft in ieder geval wel weer dat Hij niets wil missen van ons gebed. Juist dát element wilde ik er in hebben. Ik denk dat dit in de definitieve versie gelukt is, al is mijn interpretatie van het ‘neigen’ opgeschoven naar de laatste regel. Ik zie Hem in die regel zich uitstrekken naar mij, zijn oor naar beneden gericht, aandachtig luisterend:
Ik hou van God, Hij heeft mijn stem gehoord.
Smeek ik om hulp, Hij wil mij antwoord geven.
Ik roep Hem aan zolang als ik zal leven.
Van mijn gebed mist Hij geen enkel woord.
Ik hou van God en Hij houdt van mij. Of, voor wie dat liever heeft: God heb ik lief en Hij heeft mij lief. Zijn liefde blijft onveranderd, onvoorwaardelijk en oneindig, ongeacht welke vertaling we lezen of welke berijming we zingen.
Jan Pieter Kuijper is initiatiefnemer en één van de dichters van De Nieuwe Psalmberijming
Lees hier het artikel in pdf zoals het verschenen is in het septembernummer van Nader Bekeken